Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

het klagen

Толкование Перевод

1 complaint

n. klacht

complaint

[ kəmpleent]

1 klacht 〈 ook juridisch〉 ⇒ grief; 〈 oneigenlijk〉 kwaal

2 beklag ⇒ het klagen

♦voorbeelden:

1 lodge a complaint against someone • een aanklacht tegen iemand indienen

2 no cause/ground for complaint • geen reden tot klagen

English-Dutch dictionary > complaint
2 ill

adj. ziek; slecht, kwaad; kwalijk; niet geslaagd
--------
adv. nauwelijks; niet goed, op slechte wijze; luidruchtig; vijandig
--------
n. problemen; schade; ziekte

ill¹

[ il] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 vaak meervoud〉 tegenslag

2 kwaad ⇒ onheil, vloek

♦voorbeelden:

2   speak ill of • kwaadspreken van

————————

ill²

〈worse [wə:s], worst [wə:st]〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 ziek ⇒ beroerd, ongezond

♦voorbeelden:

1   fall/be taken ill • ziek worden

     〈 figuurlijk〉 ill with anxiety • dodelijk ongerust

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 slecht ⇒ kwalijk

2 schadelijk ⇒ nadelig, ongunstig

3 vijandig ⇒ onvriendelijk

♦voorbeelden:

1   ill fame • slechte naam/reputatie

     ill health • slechte gezondheid

     ill humour/temper • chagrijn, slecht humeur

2   ill effects • nadelige gevolgen

     ill luck • pech

3   ill feeling • haatdragendheid, kwaadwilligheid, wrok

————————

ill³

〈 bijwoord〉

1 slecht ⇒ kwalijk, verkeerd

2 nauwelijks ⇒ amper, onvoldoende

♦voorbeelden:

1   ill at ease • slecht op zijn/haar gemak

2   I can ill afford the money • ik kan het geld eigenlijk niet missen

     it ill becomes you to complain • het past je niet te klagen, jij hebt niets te klagen

English-Dutch dictionary > ill
3 it ill becomes you to complain

it ill becomes you to complain

het past je niet te klagen, jij hebt niets te klagen

English-Dutch dictionary > it ill becomes you to complain
4 kick

n. trap; schop; terugstoot; genot (spreektaal); gekheid die weer overgaat; kracht
--------
v. schoppen; eruit schoppen; eruit gooien; tijdelijk iemand van het internet verwijderen (in computers); aanmoedigen; laden (van een geweer); tegenstand bieden; klagen (slang); spartelen

kick¹

[ kik]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 schop ⇒ trap

2 terugslag 〈 van geweer〉

3 〈 informeel〉 kick ⇒ stimulans, impuls

♦voorbeelden:

3   do something for kicks • iets voor de lol/sensatie doen

¶ a kick in the pants • een schop onder zijn/haar kont 〈 figuurlijk〉

     a kick in the pants/teeth • een slag in het gezicht 〈 figuurlijk〉

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 kracht ⇒ fut, energie

♦voorbeelden:

1   there's a lot of kick in that engine • d'r zit een hoop power in die motor

     this martini has a lot of kick in it • deze martini is heel koppig

————————

kick²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 schoppen ⇒ trappen

2 terugslag hebben 〈 van geweer〉

3 〈 informeel〉 er tegenaan schoppen ⇒ protesteren

♦voorbeelden:

1   〈 voetbal〉 kick off • aftrappen

3   kick against/at • protesteren/rebelleren tegen

¶ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 kick off • sterven

→ kick about kick about/, kick around kick around/, kick in kick in/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schoppen ⇒ trappen, wegtrappen

2 〈 voetbal〉 scoren ⇒ maken

3 〈 informeel〉stoppen/kappen met 〈verslaving e.d.〉

♦voorbeelden:

1   〈informeel; figuurlijk〉 kick oneself • zich voor zijn kop slaan

     kick back • terugschoppen

     kick downstairs • de trap af schoppen; 〈 figuurlijk〉 degraderen

     kick out • eruit schoppen/trappen, verstoten, ontslaan

     〈 figuurlijk〉 kick upstairs • wegpromoveren

¶ kick a person when he is down • iemand nog verder de grond intrappen

→ kick about kick about/, kick around kick around/, kick in kick in/

English-Dutch dictionary > kick
5 subject

adj. ondergeschikt; heeft de neiging
--------
n. onderwerp; vak; onderdaan
--------
v. onderwerpen; openbaren; overbrengen

subject¹

[ subdzjikt] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 onderdaan ⇒ ondergeschikte

2 onderwerp ⇒ thema

3 (studie)object ⇒ studiegebied, (leer)vak

4 aanleiding ⇒ omstandigheid, reden 〈 tot klagen, gelukwensing enz.〉

5 〈 taalkunde, logica〉 subject ⇒ onderwerp

6 〈 medicijnen, geneeskunde〉 lijk 〈 voor dissectie〉 ⇒ kadaver; proefkonijn

7 〈 medicijnen, geneeskunde〉 patiënt

♦voorbeelden:

2   change the subject • van onderwerp veranderen

     wander from the subject • van het onderwerp afwijken/afdwalen

     on the subject of • omtrent, aangaande, over

————————

subject²

[ subdzjikt]

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 onderworpen

♦voorbeelden:

1   a subject nation • een onderdrukte natie

     subject to foreign rule • onder vreemde heerschappij

     subject to the laws of nature • onderworpen aan de wetten van de natuur

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 onderhevig ⇒ blootgesteld, vatbaar

2 afhankelijk

♦voorbeelden:

1   subject to change • vatbaar voor wijziging(en)

2   subject to these conditions • op deze voorwaarden

     subject to your consent • behoudens uw toestemming

     subject to contract • afhankelijk van het sluiten van een contract

————————

subject³

[ səbdzjekt] 〈 werkwoord〉

1 〈+to〉 onderwerpen (aan) ⇒ blootstellen (aan), doen ondergaan

♦voorbeelden:

1   subject to torture • martelen

English-Dutch dictionary > subject
6 beef

n. (Slang) klacht, dispuut, gemopper
--------
n. rundvlees; kracht; vetgemeste stier
--------
v. klagen (slang)

beef¹

[ bie:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 rundvlees

2 〈 informeel〉 kracht ⇒ spierballen

3 〈 slang〉 klacht

♦voorbeelden:

1 corned beef • cornedbeef

2 put some beef into something • ergens de schouders onder zetten

————————

beef²

〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Brits-Engels beeves〉〈 vaak meervoud〉

1 (gemest/geslacht) rund ⇒ mest/slachtvee, 〈 in het bijzonder〉 os

————————

beef³

〈 werkwoord〉〈 slang〉

1 kankeren ⇒ mopperen, zeuren

English-Dutch dictionary > beef
7 crab

n. krab; driftkop
--------
v. krabben vangen; klagen

crab¹

[ kræb] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 krab ⇒ 〈 in het bijzonder〉 degenkrab

2 kraan ⇒ lier, loopkat

3 〈 informeel〉 mopperaar ⇒ zuurpruim

4 〈voornamelijk meervoud; informeel〉 platje ⇒ schaamluis

————————

crab²

〈werkwoord; crabbed〉

1 krabben vangen

2 〈 informeel〉 kankeren ⇒ mopperen

English-Dutch dictionary > crab
8 grouse

n. korhoen, korhoenders; gemopper, gekanker; grief
--------
v. mopperen(slang), kankeren(slang)

grouse¹

[ graus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: voornamelijk grouse〉

1 korhoen ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 Schotse sneeuwhoen

————————

grouse²

〈 zelfstandig naamwoord〉〈 informeel〉

1 klacht ⇒ aanmerking

————————

grouse³

〈 werkwoord〉

1 〈 informeel〉 mopperen ⇒ kankeren, klagen

English-Dutch dictionary > grouse
9 quit

adj. vrij
--------
v. vertrekken; ophouden; verlaten; weggaan; opgeven; ergens van afraken; zich afmaken van

quit¹

[ kwit] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 vrij ⇒ verlost, bevrijd

♦voorbeelden:

1   go quit • vrijuit gaan

     we are well quit of those difficulties • goed, dat we van die moeilijkheden af zijn

————————

quit²

〈 ook, voornamelijk Amerikaans-Engels quit, quit〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 ophouden ⇒ stoppen

2 opgeven

3 vertrekken ⇒ ervandoor gaan, zijn baan opgeven

♦voorbeelden:

1   I've had enough, I quit • ik heb er genoeg van, ik kap ermee

3   the neighbours have already had notice to quit • de buren is de huur al opgezegd

     he's given his servant notice to quit • hij heeft zijn bediende opgezegd

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 ophouden met ⇒ stoppen met

2 opgeven ⇒ overlaten, laten varen

3 verlaten ⇒ vertrekken van/uit, heengaan van

♦voorbeelden:

1   I quit this job • ik stop met dit werk

     quit complaining about the cold! • hou op met klagen over de kou!

     quit that! • schei (daarmee) uit!

2   the child quit hold of my hand • het kind liet mijn hand los

English-Dutch dictionary > quit
10 bellyaching

n. (Slang) geklaag, het op een jengelende manier klagen

English-Dutch dictionary > bellyaching

См. также в других словарях:

Weib — (s. ⇨ Frau). 1. A jüng Weib is wie a schön Vögele, was män muss halten in Steigele (Vogelbauer). (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. A schämedig (schamhaftes) Weib is güt zü schlugen. (Warschau.) – Blass, 11. Weil es, um keinen Scandal zu machen, den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Glück — 1. Am Glück ist alles gelegen. Frz.: Il n y a qu heure et malheur en ce monde. Lat.: Fortuna homini plus quam consilium valet. 2. Bâr d s Glück hat, fürt di Braut hem. (Henneberg.) – Frommann, II, 411, 141. 3. Bei grossem Glück bedarf man gute… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Noth (Subst.) — 1. Ai d r Nût fresst d r Taif l Flîja. (Oesterr. Schles.) – Peter, 453. 2. Aus der Noth hilft kein Schreien (Handeln). 3. Aus der Noth in den Tod. 4. Aus Noth trägt mancher Mann Sammthosen. (Görlitz.) Weil die Wochentagshosen zerrissen sind, muss … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gut (Subst.) — 1. Alles gut ist eines andern. – Petri, II, 7. 2. Altes Gut hinter rost gem Schloss macht neuen Adel mit blankem Tross. (Böhm.) 3. An eines Gutes Ansprach ist kein Verlust. – Klingen, 48 a, 1; Graf, 441, 332. Wer einen Rechtsanspruch an eine… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Unglück — 1. Allein vnglück vnd armut ist vor den Neidhard gut. – Gruter, III, 4; Lehmann, II, 33, 21; Simrock, 7478. 2. Alles Vnglück fahet sich in Gottes namen an (in nomine Domini). – Gruter, III, 4; Henisch, 1697, 30; Petri, II, 8; Blum, 2; Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

het klagen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

het klagen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: